Nadat ik al een aantal keer in nogal cryptische omschrijvingen in mijn
blogs geschreven heb over het accepteren van verlies, het inslaan van nieuwe
wegen en wat al niet meer, wil ik daar vanaf nu minder vaag over zijn.
Langzamerhand tekent zich namelijk steeds duidelijker af dat ik in een
onomkeerbaar proces terecht ben gekomen waarin ik afscheid moet nemen van mijn
werkplek.
Al bijna 25 jaar werk ik met veel liefde en toewijding in de
kinderopvang. Al een tijdje zijn er twijfels of dit werk nog wel geschikt is
voor mij, met mijn MS. Dat is zuur ja. Zorgt voor verdriet.
Verdriet waarbij je af en toe wil dat je zelf een peutertje bent.
Helder, duidelijk. Dat je met je vuistjes tegen de deur bonkt, hartverscheurend
huilt. Dat je niet toestaat dat iemand een arm om je heen slaat. Dat je jezelf
neerstort bij de deur, met je gezicht in de kokosmat. Nog steeds bonk je op de
deur en trappel je met je voeten op de grond. Tranen en snot stort je in de
kokosmat. Je wangen worden rood een ruw. Na een tijdje sta je snikkend op. Nu
zijn er weer die handen. Kom maar, ze drogen je tranen en vegen het snot uit je
gezicht. “Zo, jij was boos! Wat een verdriet! Kijk eens een frisse washand voor
je wangen.” Je snikt nog wat na. Dan nog één grote snik die niet tegen te
houden is en uit je tenen lijkt te komen.
Heerlijk lijkt me dat simpel verdriet, maar hartverscheurend. Gezien en
gehoord worden, je tranen en het snot weggeveegd, een koude washand. Wat wil je
nog meer!
Maar goed, ik was wat ouder geworden. En dan moet het zo maar. Wil niet
zeggen dat ik geen tranen laat, de laatste tijd. Ik kan het nog zo positief
proberen te zien, maar het is toch weer een stuk afscheid. Onzekerheid hoe het
verder gaat. Hoe het verder moet. Wie ben ik nog helemaal? Wat kan ik nog? Wie vindt dat de moeite waard?
Deze week heb ik een machtiging getekend waarin ik toestemming geef om
het tweede spoor traject in te zetten. Dat houdt in dat er samen met mij gezocht
gaat worden naar geschikte arbeid buiten de eigen organisatie. Dus, veel gedoe.
Overigens gaat het best goed. Dat is het wrange. Dan wil je nog zo
graag. Maar ja, soms is het beter te buigen en mee te gaan met de stroom.
Vorige week waren we een weekje op vakantie. Heerlijk, lekker weg. Maar
juist dan kom ik mezelf erg tegen. Uit mijn normale dagelijkse doen, merk ik steeds meer dát wat minder gaat. Lopen met name. Thuis heb ik veel meer
afwisseling, pak ik de fiets. Op vakantie wil je graag wandelen, doe je veel
meer te voet. Dat gaat dus niet zo goed.
Deze week ben ik weer helemaal in de running. Elke dag gesport, op de
woensdag na. Daar voel ik mij toch het beste bij. Twee keer fysiotherapie, goed
oefenen. De bevestiging krijgen dat het goed gaat en ik heel veel kan. Verder
het advies erbij om toch elke dag een stukje achter elkaar te lopen. Vanaf
maandag doe ik dat trouw. Eerste twee dagen tien minuten, daarna een dag twaalf
en een halve minuut en gisteren een kwartiertje achter elkaar. Dat is genoeg
trouwens, dat kwartiertje. Voorlopig dan, ben ik er tevreden mee. Houden wat je
hebt is ook vooruitgang.
Wat de toekomst verder brengt? Ik weet het niet. Het zal wel goedkomen.
Ooit, ergens, iets, een beetje. Benieuwd waar dat tweede spoor me brengt, met
hoop ik niet al teveel vertraging.
0 reacties:
Een reactie posten