Na al die jaren in de kinderopvang zijn er natuurlijk al heel wat
gedachtes geweest over de ontwikkeling. Cursussen gedaan, gediscussieerd. Mooie
volzinnen zijn voorbijgekomen. Het belang van de mogelijkheid tot volledige
ontplooiing van het kind. Zelf ben ik daar altijd een beetje gematigd in. Waarom
zo haastig. Van mij mag er best ergens een plooitje blijven zitten. Een
onontdekt talent.
Zo heb ik ook nog goede hoop voor
mezelf. Nu ik moet loslaten waar ik goed in ben, de vaste grond onder mijn
voeten kwijtraak, mijn eigen mogelijkheden moet gaan onderzoeken. Dat er dan
ergens diep vanbinnen iets naar bovenkomt. Iets wat ik nog niet wist, iets wat
nog onontdekt was. Een diepe plooi in het paarse velours met daarin verborgen
een schitterende parel. A hidden treasure.
Dat zijn dan de positieve
gedachtes. Aan de andere kant overvalt me soms de blinde paniek. Zie ik alleen
een lege vlakte voor me. Een effen, saai geheel. Daar is niets, maar dan ook
niets meer te vinden. Alles vlakgestreken.
Binnenkort krijg ik een
beroepskeuzetest. Kijken wat ik kan en wat ik zou willen. Dat alles wel binnen
mijn functie mogelijkheden lijst. Een stempel krijg je dan wel mee. Dingen die
je niet zou kunnen. Maar goed, de bedoeling is dat je dan vooral kijkt naar dat
wat je wel kan.
Vooralsnog ben ik thuis veel aan
het opruimen. Dingen uitzoeken, weggooien. Schijnt ook nuttig te zijn.
Therapeutisch misschien zelfs. Veel sporten nog steeds. Gelukkig gaat dat nog.
O zwembad, o sportschool, gij zijt mijn baken, mijn houvast. Trouw ben ik ook in
mijn dagelijkse wandelingetje. De laatste tijd hoor en zie ik vaak gakkende
ganzen in v-formatie door de lucht zwoegen. Op weg naar weet ik veel. Een
toekomst als ornitholoog zal wel niet verborgen liggen in mijn onontdekte
gebied. Maar ja, de ganzen die weten het wel. Vastberaden en doelgericht
vliegen ze voort.
Dus zo voel ik me. Heen en weer
geslingerd tussen optimisme en gouden toekomstdromen, met aan de andere kant de
leegte van de nietsnut. Een beetje als een
tuimelaar. Zo heb ik er al eens eentje gehad. Een vrolijk aapje met een
belletje erin. Gaf je die een zetje dan zwiepte hij heen en weer en hoorde je
het belletje rinkelen. In het begin heftig, maar uiteindelijk kwam daar altijd
een moment dat de tuimelaar weer fier rechtop stond.
Daar houd ik me dan maar aan
vast. Dat er rustiger tijden komen. Als er tenminste geen nieuwe duwtjes
gegeven worden. Want o ja, dat kan ook nog. Je zou het bijna vergeten, maar ik
heb natuurlijk wel een chronische ziekte. Maar daar gaat het goed mee, ondanks
alles houdt die zich koest. Maar je weet het niet hè! Aan de basis is het
stabiel, maar voorlopig pling-plong ik nog even lekker door.
0 reacties:
Een reactie posten